donderdag 28 april 2011

Nieuwe mensen

De ander, je bent er mooi klaar mee. “Nieuwe mensen” ik heb het er niet zo op. Ik heb het nu niet over immigranten en deze blog wordt geen nieuwe bijdrage aan het integratiedebat. Ik heb het over de afkeer voor de aanwezigheid van nieuwe mensen in een vertrouwde omgeving (wel verdorie, het integratiedebat in een notendop). Nietsvermoedend rol je je matje uit voor de yoga-les en opeens is daar iemand die je niet kent. Met zijn matje veel te dicht bij het jouwe alsof zijn aanwezigheid niet al erg genoeg is. Een etentje bij vrienden wordt onverwacht opgeluisterd door de aanwezigheid van een vreemdeling. Onder het mom van “hoe meer zielen hoe meer vreugd” heeft de gastheer namelijk ook anderen uitgenodigd. Meestal is de reden hiervoor volstrekt willekeurig. Voorbeeld: het is niet zo dat ik als Nederlander per se in contact wil treden met mensen die ook van fietsen houden. Echt niet, geloof mij nou maar. De gruwel. Ik weet heus wel dat het kinderachtig van me is. Een deelname aan de Rijdende Rechter ligt op de loer. De enkele aanwezigheid van de ander is namelijk al voldoende om een ongekende ergernis op te wekken. Buren die het idee van nieuwkomers niet kunnen verdragen. Je woont al dertig jaar in dezelfde buurt en opeens besluit de nieuwe buurman krokussen in zijn tuin te planten. Maar de buurt houdt niet van krokussen en dat had de buurman best kunnen weten. Nu moeten ze eruit want het verstoort het woongenot. Ik kan me er alles bij voorstellen. De Amerikaan niet. De Amerikaan maakt een sport van nieuwe mensen. Dit begint al bij de introductie. Ik ken geen volk ter wereld dat zo massaal goed is in het onthouden van je naam als het Amerikaanse. Je hoeft je naam maar één keer te noemen en de volgende keer word je al begroet met een: “Hi Eva, it’s So Nice to see you again”. Ze spelen vals, dat is zeker. Let maar eens op. Wanneer je jezelf aan een Amerikaan voorstelt, dan beantwoordt hij die begroeting standaard met: It’s so nice to meet you en dan herhaalt hij je naam. It’s so nice to meet you, EVA. Memoriseren door herhaling. De Nederlander kan er nog iets van leren. Het is mij echter nog altijd niet gelukt. Je hoort mensen vaak beweren dat ze slecht zijn in namen maar goed in gezichten. Tsja, ik weet het niet hoor. Het lijkt een wat nutteloos talent.
Bill Cunningham heeft een goede manier gevonden om ‘de ander’ te hanteren. De man is nu 83 jaar oud en fietst al meer dan 50 jaar dagelijks door Manhattan om, voor de New York Times, foto’s te maken van zijn inwoners. Zijn “On the street” is een scherpe observatie van de New Yorkse trends. Scherp, geestig en esthetisch zeer aantrekkelijk:


Bill heeft maar mazzel dat hij in New York woont: zijn foto’s zouden een minder rooskleurig beeld opleveren als hij in New Haven zou vertoeven. Het gehele vrouwvolk loopt hier al weer weken rond in korte, beetje te strakke broekjes, liefst met een wijd North Face fleece-jack erboven. En uiteraard altijd op de overgewaardeerde ballerina.
Het zou best kunnen dat Cunningham’s werk zoveel bewondering oogst omdat hij van “de ander” spoedig een bekende weet te maken. Als iedereen opeens een trenchcoat draagt dan behoren we bijna tot één en dezelfde familie. Dat is mooi want dan hoef je elkaar ook niet meer bij de naam te noemen. 

Voor vandaag een recept met onze vertrouwde aardappel. Batata bil bisbas ofwel aardappelen met selderij en venkel. Dit recept komt uit het geweldige kookboek van Claudia Roden, Duizend-en-één-smaken. 

Voor vier personen heb je nodig:

4-5 el olijfolie
400 gram nieuwe aardappelen
2 venkelknollen
2 tenen knoflook, fijngesneden
zout en zwarte peper
4 takjes munt, grofgehakt
4 takjes basilicum, grofgehakt
sap van 1/2-1 citroen

Dit gerecht kan zowel koud als warm worden gegeten. Doe 2 el olie met de geschilde aardappelen in een grote pan. Snijd grote exemplaren doormidden of in vieren. Snijd de bleekselderij in stukken van 2 cm, de venkelknollen in vieren en daarna elke kwart doormidden. Verdeel de bleekselderij en venkel op de aardappelen. Voeg de knoflook, zout en peper en zoveel water toe dat de groenten bijna onderstaan. Breng aan de kook en laat in de gesloten pan 15 minuten zachtjes koken. Roer de munt en het basilicum erdoor en laat alles in de open pan nog 10 minuten koken tot de groenten botergaar zijn. Serveer besprenkeld met citroensap en het overgebleven kookvocht. 


vrijdag 22 april 2011

Pindakaas


Afgelopen maand is er in New Haven een nieuwe supermarkt geopend. De stad had het een jaar zonder moeten stellen. Meer uit nieuwsgierigheid dan noodzaak toog ik naar dit nieuwe fenomeen. De winkel heet “Stop and Shop” en je kunt er bijna alles kopen wat je ooit nodig zult hebben en die dingen waarvan je niet kon vermoeden ze ooit nodig te zullen hebben. Groot is de geruststelling dat je met Pasen een chocolade-crucifix kunt oppeuzelen. Bovendien is het voor de man ook wel prettig om middels een thuistest te kunnen onderzoeken of die kinderen die je grootbrengt wel de jouwe zijn. Persoonlijk overweeg ik de aanschaf van een zelfreinigende kattenbak. Hoe opmerkelijk het ruime assortiment van ontbijtgranen ook mag zijn (ik vermoed dat dit de Nederlander in Amerika met name opvalt omdat hijzelf geen enkele reden ziet om de ochtend te beginnen met klefgeworden chocopops in een kom koude melk); zoveel opvallender is de enorme varieteit aan groenten en fruit. Daar kan Nederland werkelijk een puntje aan zuigen. Yautia, Jicama, chayote squash, spring peas, mustard greens, rabarber van Holllandsche grond, aloe vera bladeren, broodfruit, meyer citroenen, en ga zo maar door. Bitter is de teleurstelling om te merken dat de gemiddelde Amerikaan praktisch niets van dit heerlijks in zijn winkelwagen stopt. Dit weet ik omdat ik van jongs af aan de neiging heb gehad om in andermans winkelwagentje te kijken. En helaas geef ik toe aan die neiging. Onbeschaamd neem ik alle producten in me op en niet zelden probeer ik uit de inhoud van de wagen op te maken wat er vanavond gekookt zal worden. Boodschapppen doen kan lang duren. Godzijdank kan ik nog wel de neiging onderdrukken mensen van bepaalde aankopen te weerhouden; het zou anders nog akelig kunnen worden. De contrasten zijn groot; aan de ene kant is er de eter die vooral niets meer wil terugzien van de oorsprong van zijn voedsel: de visstick mensch. De blaadjes sla die bij toeval op zijn bord belanden zijn triple-washed en individueel verpakt. Aan de andere kant: de foodie. Een afschuwelijke term voor mensen die vooral blij worden van Puy linzen, farmer’s markets en gerechten die ofwel een duur keukenapparaat vereisen ofwel twaalf uur de oven in moeten. Ik heb mijn theorie nog niet kunnen testen maar ik heb een vermoeden dat de opkomst van de visstick mensch samenvalt met de opkomst van Elvis Presley. Het is niet voor niets dat zijn persoon en muziek evenveel bekendheid genieten als zijn bizarre eetgewoonten. Zijn gewichtstoename was voor iedereen te aanschouwen. In Graceland neemt dit aanschouwen een onwerkelijke vorm aan; lopend langs de vitrinekasten zie je de opgestelde handgemaakte kostuums almaar groter worden. Het laatste pak lijkt meer op een King-size dekbed. Zijn populariteit werd er niet minder om (en waarom zou dat ook) en misschien werd zijn dikte niet alleen geaccepteerd maar zelfs geapproprieerd. Overgewicht als symbool voor de Amerikaanse beschaving. Iedereen kent Elvis’ favoriete peanut butter banana sandwich. Hij at er vijftien op een dag. Ik maakte hem gisteren voor het eerst.

Je neemt;
2 witte licht getoaste boterhammen
1 geprakte banaan
pindakaas 
boter

De ene helft van de boterham smeer je ruim in met pindakaas. De andere helft met de geprakte banaan. Deze twee helften druk je lichtjes op elkaar. Je bakt het broodje in een ruime hoeveelheid boter in een paar minuten goudbruin. 


Veel minder bekend is dat Elvis een Nederlandse manager had, Colonel Tom Parker (Andreas Cornelius van Kuijk). Voordat hij Elvis’ manager werd, verdiende hij zijn geld met het geel verven van mussen om ze zodoende als kanaries te kunnen verkopen. Een sterk staaltje VOC-mentaliteit, zullen we maar zeggen. De Elvis’ boterham smaakt overigens verrassend lekker. Echt waar. 

vrijdag 15 april 2011

Bed


zich. Echtgenoot en ik moesten een nieuw bed kopen. Poes Elisabeth had ons aerobed, waarop we sinds onze verhuizing (acht maanden eerder) nog steeds sliepen, lek geprikt. Na een aantal moeizame nachten waarin we, telkens zodra onze schouders de grond bereikten, het bed moesten oppompen, besloten we tot de aanschaf van een echt bed over te gaan. Het was uiteraard hoe dan ook belachelijk dat we dit zo lang hadden uitgesteld. Hoe kun je nu een hotelkwaliteit van leven nastreven op een ordinair luchtbed? Een prachtig groot donzen dekbed doet hieraan niets af. En toch, het kopen van een bed voelt als het kopen van pantykousjes, nieuwe binnenbanden of een fatsoenlijke paraplu. Ze veraangenamen je leven ontzettend maar het is zonde om je geld aan uit te geven. Gelukkig kun je in de VS op elk moment van de dag alles kopen, online of in persoon. Dat laatste leek ons voor een bed een beter idee. Op een miezerige vrijdagavond togen we naar de winkel. Langs de Boston Post Road (de zeventiende eeuwse postbezorgingsroute tussen New York City en Boston thans levensgevaarlijke snelweg) kun je alles vinden; je kunt er sierduifjes kopen, tarotkaarten laten leggen, je biologische boodschappen doen en een bed kopen. Je kunt je er overigens ook heel goed bezatten in de diverse etablissementen die alleen per auto bereikt kunnen worden. “Hi, my name is Ed (van Better Bed[ding]) and I will be helping you today”. Ed had blijkbaar door dat dit voor ons een moeizame onderneming zou kunnen worden. Wij vinden teveel keus namelijk helemaal niet zo prettig maar in Amerika is veelkeus (voor de gelegenheid een zelfstandig naamwoord) een soort religie. Of in de woorden van Ed; “In the United States we take sleeping very seriously”.  Ed was een tragische figuur. Of misschien vonden wij dat alleen. Een te dikke man in een winkel vol lege bedden. Hij leek op zo'n geisoleerd personage in het werk van Edward Hopper. De ruimte meedogenloos fel belicht, lelijk tussen al die grote bleke matrassen. Na een idioot rondje proefliggen was de boxspring uitgezocht en mochten we weer naar huis. Elke keer als Echtgenoot en ik langs de winkel rijden en ik zie Ed niet staan, hoop ik stilletjes dat hij achterin de winkel met een broeierige Latina tussen de lakens is gekropen om haar het tempurmatras te laten uitproberen. Zo’n expeditie vraagt om troost! Een cake of gevulde eieren zouden de triestigheid kunnen verminderen maar ik houd het vandaag bij bonen. Ik houd van de zachte structuur van bonen: In alle varianten en het maakt me niet eens zoveel uit of ze uit een blik komen of gedroogd zijn. Na een inspannende ochtend eet ik niets zo graag als een snel in elkaar gedraaide salade van witte bonen, sardientjes, avocado en tomaat. Ook zoiets; witte bonen in tomatensaus. Dat moet je dus gewoon even zelf maken:

500 gram (2 1/5 cup) gedroogde cannellini bonen, een nacht van tevoren in koud water laten weken
1 tak salie
1 laurierblad
zout
5 el olijfolie
1 kleine rode ui fijngesneden
bosje fijngehakte peterselie
1 el fijngehakt sellerieblad
2 fijngesneden knoflooktenen
1 el zoet paprikapoeder
een groot blik pruimtomaten
2 cups water

Breng de bonen in een grote pan, bedekt met veel koud water, aan de kook. Als er schuim op het wateroppervlak ontstaat, dan moet je dat er even afhalen. Zet het vuur dan lager en voeg de salie en het laurierblad toe. Laat de bonen ongeveer een uur op middelhoog vuur pruttelen. Geen deksel op de pan. Als het nodig blijkt dan kun je er wat heet water aan toevoegen. Aan het einde van het koken voeg je zout toe. Verwarm de oven voor op 175 graden celsius (of 350 Fahrenheit). Fruit ondertussen in een pan met dikke bodem (die eventueel in de oven kan) de rode ui tot deze goudbruin is en een beetje plakkerig. Voeg dan de peterselie en selderie toe, roer erdoorheen en vervolgens de knoflook en het paprikapoeder. Zodra je de knoflook begint te ruiken, voeg je de tomaten toe. Laat dit sausje een kwartier pruttelen. De tomaten moet je wel fijn maken; gewoon in de pan met een houten lepel kapot drukken. Breng de saus op smaak met zout en peper. Giet de bonen af en voeg ze bij de saus. Voeg daaraan twee cups heet water toe, breng dit aan de kook en laat dit enkele minuten koken. Aangezien ik niet over een pan beschik die ik nu in een hete oven kan zetten, moet ik de hele handel overbrengen naar een ovenschotel. Laat de bonen ongeveer drie kwartier in de oven staan (ze moeten goudbruin worden). Kijk een aantal keer of de bonen niet blijven plakken. Verlaag de temperatuur tot 145 graden celsius (300 Fahrenheit), voeg als het te droog wordt eventueel wat heet water toe en laat nog een kwartier in de oven. Laat de bonen in de oven enigszins afkoelen. 

vrijdag 8 april 2011

Korianderzaad

zich vaak. Deze week over korianderzaad maar ook over de onverschilligheid van Amerikanen ten opzichte van eekhoorns (dat je ze overal ziet neemt toch niet weg dat ze schattig zijn?), de vrolijkheid van de Amerikaanse postbode, het optimisme dat de lente kan worden opgeroepen door slippers te dragen en het feit dat Amerikanen een pain au chocolat een chocolate croissant willen noemen. Vandaag dus korianderzaad, om preciezer te zijn; de weldadige verrijking die het geeft aan wortelen en pompoen. Wortelen en pompoenen zijn van huis uit niet de spannendste groenten. Aangenomen dat een tikkeltje melig en aan de zoete kant als niet-spannend mag worden geinterpreteerd. Ze staan in ieder geval niet in mijn toptien maar dat weerhoudt me er uiteraard niet van ze toch te bereiden en te eten. Deze week leidde dat tot de opmerkelijke conclusie dat deze groenten zich perfect verhouden tot korianderzaad. Deze geslaagde symbiose doet denken aan andere niet te versmaden combinaties; vijgen en parmaham, komijn en lamsvlees, oude kaas en mosterd, sardientjes en mayonaise en boter en alles. Het pakt de smaak op, gooit het vol wellust tegen de muur, en komt tot de conclusie dat beide smaken erop vooruit zijn gegaan. Heel anders dan die idiote tentoonstelling in het Rijksmuseum van jaren geleden; Rembrandt en Caravaggio. Twee briljante kunstenaars die werkelijk niets met elkaar te maken hadden en in elkaars nabijheid iedere smaak verloren.
Afijn, recepten.
Een simpele wortelsoep, ooit uit een tijdschrift gescheurd en gisteravond voor het eerst bereid.
1 el korianderzaad
25 gram boter
1 teentje knoflook, fijngesneden
1 kilo bospeen, geschrapt en fijngehakt
1 1/4 liter kippen- of groentenbouillon
3 el verse koriander
3 el creme fraiche
zout en versgemalen peper
geroosterd sesamzaad (om te garneren)
paar takjes koriander (om te garneren)
Voor zes personen.
Rooster het korianderzaad in een droge koekenpan. Als het begint te geuren is het klaar. Maal eventueel grof in een vijzel. Stoof de wortelen, de knoflook en driekwart van het korianderzaad een minuut of tien in de gesmolten boter. Voeg bouillon en zout en peper toe en breng aan de kook. Laat op laag vuur 15-20 minuten koken met het deksel schuin op de pan. Laat iets afkoelen en pureer doormiddel van de staafmixer. Giet er verse koriander en creme fraiche doorheen. Verwarm de soep opnieuw en serveer hem gegarneerd met creme fraiche, verse koriander, een beetje korianderzaad en sesamzaad.

RECEPT 2 Geroosterde pompoenen. Dit recept komt uit het eerste kookboek van Jamie Oliver, toen hij nog aspiraties bezat eruit te zien als George Best. Zie kaft van het boek.
Ook dit gerecht is voor zes personen. Ik haal daar tegenwoordig maar mijn schouders voor op. Ik pas recepten nooit aan aan de hoeveelheid mensen die ik voed (meestal zijn we met zijn tweeen) en alles gaat meestal wel op.
1 middelgrote butternut squash
2 tl korianderzaad
2 tl gedroogde oregano
1/2 tl venkelzaad (had ik niet in huis en werd niet gemist maar voor de volledigheid)
2 kleine gedroogde rode pepertjes
1 tl zout
1 tl peper
1 teentje knoflook
1 el olijfolie
Was de pompoen, snijd hem doormidden (snijd er aan een kant een kapje af en leg de pompoen op die kant, om het snijden gemakkelijker te maken). Schep met een grote lepel de zaden uit de pompoen. Snijd de pompoen in de lengte in vieren en snijd de kwarten in tweeen; je moet ongeveer 2 1/2 cm brede parten pompoen hebben. Leg ze in een schaal. Doe alle gedroogde kruiden en specerijen in een vijzel en stamp ze samen met het zout en peper tot een fijn poeder. Wrijf daarna de knoflook en de kruiderij door elkaar. Doe de inhoud van de vijzel bij de pompoen in de schaal en voeg er de olijfolie aan toe. Hussel goed zodat alle stukken pompoen met een laagje van het kruidenmengsel bedekt zijn. Leg de parten pompoen MET DE SCHIL naar beneden op een braadslee. Rooster ze ongeveer 30 minuten in een op 200 graden voorverwarmde oven. Dit zegt Jamie; denk eerder aan 40 minuten op 200 graden en dan nog een minuut of 8 lekker grillen (te denken dat iets op 200 graden geroosterd kan worden is mijns inziens een illusie). Het kruidige aroma dringt door tot in de pompoen en het pompoenvlees krijgt iets knapperigs. De grote verrassing zit hem in de schil; die karameliseert en wordt bijzonder lekker.
Eet smakelijk!